Op klinisch onderzoek bleek ze grote, witte schilfers op de romp te hebben en een kale hals en staart. De differentiaaldiagnoses voor een ‘rattestaart’ zijn onder andere Scabiës, Demodex, Leishmania, hypothyroïdie, sebumklieradenitis, ischemische dermatopathie, Alopecie X, steriel pyogranuloma syndroom en telogeen effluvium.
In combinatie met de kale hals, de aanwezigheid van grote schilfers en weinig tot geen jeuk, was hypothyroïdie de meest waarschijnlijke diagnose. Op bloedonderzoek werd een milde niet-regeneratieve anemie, hypercholesterolemie en een lage T4 gevonden, allen passend bij hypothyroïdie. Ter bevestiging werd TSH naar het labo gestuurd. Dit bleek niet gestegen te zijn. Aangezien de klinische symptomen zo typisch waren en 20% van de honden met hypothyroïdie een normale TSH hebben, werd in overleg met de eigenaar een levothyroxine behandeling opgestart.
Opvolging van de T4 waarde na 6 weken staat gepland. Tijdens een telefonisch contact na 4 weken vertelde de eigenaar dat Lobke veel meer energie had, minder schilfers had en dat de haren op de staart begonnen terug te groeien.
Een lage T4 kan door heel wat ziekten veroorzaakt worden, dus een bevestiging met een TSH-stimulatie test had hier zeker ook gekund. Gezien de typische klinische presentatie werd hier gekozen om toch ineens te behandelen.
